Middagzon over de Peizermaden. In het weiland liggen veertien
blaarkoppen, dertien rode, en één is het zwarte schaap. In de verte komt
langzaam een oud trekkertje aanhobbelen met twee oude aanhangers
erachter. Een oude boer stapt af. Hij loopt erg krom.
De koeien blijven rustig liggen herkauwen. Na een tijd rommelen met de
melkbussen loopt de boer naar z’n oudste koe en streelt haar rug tot ze
langzaam overeind komt en zich mee laat voeren.
De koeien blijven rustig liggen herkauwen. Na een tijd rommelen met de
melkbussen loopt de boer naar z’n oudste koe en streelt haar rug tot ze
langzaam overeind komt en zich mee laat voeren.
Een emmer biks, de melk vloeit. Na een kwartier herhaalt zich het ritueel.
Het vee kijkt niet op of om, zwarte Bertha is immers altijd als tweede aan
Als de derde koe te ver weg ligt wordt de trekker een eindje verder het
land in gereden. Want het gaat allemaal wel, maar lopen is ook moeizaam.
Zeker op die niet vlakgeploegde weiden van deze boer, waar je
Zeker op die niet vlakgeploegde weiden van deze boer, waar je
nog verleden in het land kunt zien.
Verderop is al een hap uit de weilanden genomen. Opslag van stenen
voor de bestrating van een nieuwe woonwijk. Waar nu het trekkertje hobbelt
spelen over een paar jaar kinderen op een strak grasveldje. Zullen ze dan
boerderijtje spelen?
boerderijtje spelen?
Het vee wacht af. De boer loopt krom. Het is nooit anders geweest en zal
dat nooit worden, stadsuitbreiding of niet.
Najaar 2006 geschreven en gepubliceerd in 'Groeningen', het blad van IVN Groningen-Haren; en vervolgens opgenomen als eerste hoofdstuk in 'Een boer in zijn tijd'.